The loveliest rose in the world


De mooiste roos van de wereld


There lived once a great queen, in whose garden were found at all seasons the most splendid flowers, and from every land in the world. She specially loved roses, and therefore she possessed the most beautiful varieties of this flower, from the wild hedge-rose, with its apple-scented leaves, to the splendid Provence rose. They grew near the shelter of the walls, wound themselves round columns and window-frames, crept along passages and over the ceilings of the halls. They were of every fragrance and color.
But care and sorrow dwelt within these halls; the queen lay upon a sick bed, and the doctors declared that she must die. "There is still one thing that could save her," said one of the wisest among them. "Bring her the loveliest rose in the world; one which exhibits the purest and brightest love, and if it is brought to her before her eyes close, she will not die."
Then from all parts came those who brought roses that bloomed in every garden, but they were not the right sort. The flower must be one from the garden of love; but which of the roses there showed forth the highest and purest love? The poets sang of this rose, the loveliest in the world, and each named one which he considered worthy of that title; and intelligence of what was required was sent far and wide to every heart that beat with love; to every class, age, and condition.
"No one has yet named the flower," said the wise man. "No one has pointed out the spot where it blooms in all its splendor. It is not a rose from the coffin of Romeo and Juliet, or from the grave of Walburg, though these roses will live in everlasting song. It is not one of the roses which sprouted forth from the blood-stained fame of Winkelreid. The blood which flows from the breast of a hero who dies for his country is sacred, and his memory is sweet, and no rose can be redder than the blood which flows from his veins. Neither is it the magic flower of Science, to obtain which wondrous flower a man devotes many an hour of his fresh young life in sleepless nights, in a lonely chamber."
"I know where it blooms," said a happy mother, who came with her lovely child to the bedside of the queen. "I know where the loveliest rose in the world is. It is seen on the blooming cheeks of my sweet child, when it expresses the pure and holy love of infancy; when refreshed by sleep it opens its eyes, and smiles upon me with childlike affection."
"This is a lovely rose," said the wise man; "but there is one still more lovely."
"Yes, one far more lovely," said one of the women. "I have seen it, and a loftier and purer rose does not bloom. But it was white, like the leaves of a blush-rose. I saw it on the cheeks of the queen. She had taken off her golden crown, and through the long, dreary night, she carried her sick child in her arms. She wept over it, kissed it, and prayed for it as only a mother can pray in that hour of her anguish."
"Holy and wonderful in its might is the white rose of grief, but it is not the one we seek."
"No; the loveliest rose in the world I saw at the Lord's table," said the good old bishop. "I saw it shine as if an angel's face had appeared. A young maiden knelt at the altar, and renewed the vows made at her baptism; and there were white roses and red roses on the blushing cheeks of that young girl. She looked up to heaven with all the purity and love of her young spirit, in all the expression of the highest and purest love."
"May she be blessed!" said the wise man: "but no one has yet named the loveliest rose in the world."
Then there came into the room a child– the queen's little son. Tears stood in his eyes, and glistened on his cheeks; he carried a great book and the binding was of velvet, with silver clasps. "Mother," cried the little boy; "only hear what I have read." And the child seated himself by the bedside, and read from the book of Him who suffered death on the cross to save all men, even who are yet unborn. He read, "Greater love hath no man than this," and as he read a roseate hue spread over the cheeks of the queen, and her eyes became so enlightened and clear, that she saw from the leaves of the book a lovely rose spring forth, a type of Him who shed His blood on the cross.
"I see it," she said. "He who beholds this, the loveliest rose on earth, shall never die."
Er was eens een machtige koningin die in haar tuin de mooiste bloemen van alle jaargetijden en van alle landen van de wereld had, maar ze hield het meest van de rozen en daarom had ze daar de meest verschillende soorten van, van de wilde klimrozen met groene blaadjes die naar appeltjes roken tot de mooiste rozen uit de Provence, en die groeiden tegen de muren van het kasteel op, slingerden zich rond de pilaren en langs de vensterbanken, door de gangen langs de plafonds in de zalen; en de rozen waren verschillend van geur, vorm en kleur. Maar binnen heerste verdriet en droefheid.
De koningin lag op haar ziekbed en de artsen zeiden dat ze moest sterven. "Maar er is een oplossing voor haar!" zei de wijste onder hen. "Breng haar de mooiste roos van de wereld, de roos die de uitdrukking van de hoogste en zuiverste liefde is; als ze die onder ogen krijgt, voordat ze breken, dan sterft ze niet." Jong en oud kwamen overal vandaan rozen brengen, de mooiste die er in tuinen bloeiden, maar die rozen waren het niet; uit de tuin van de liefde moest de bloem komen. Maar welke roos was nu de uitdrukking van de hoogste, de zuiverste liefde? De dichters zongen over de mooiste roos van de wereld, ieder had het over een andere.
De boodschap ging door het hele land, naar ieder hart dat sloeg van liefde; boodschappen gingen naar mensen van alle standen en alle leeftijden. "Niemand heeft het nog over de bloem gehad," zei het lied. "Niemand heeft nog de plaats aangewezen waar die bloem in al haar heerlijkheid is ontsprongen. Het zijn niet de rozen op de kist van Romeo en Julia of van het graf van Valborg, hoewel die rozen altijd in sagen en verhalen hun geur zullen verspreiden. Het zijn ook niet de rozen uit de bloedige lansen van Winkelried, uit het bloed dat stroomt uit de gewijde borst van de held die stierf voor zijn vaderland, hoewel geen dood mooier kan zijn, geen roos roder dan het bloed dat daar vloeide. Het is ook niet de wonderbaarlijke bloem die een man ertoe brengt om maanden- en jarenlang, in lange, slapeloze nachten, in zijn eenzame kamer zijn jonge leven op te geven, de magische roos van de wetenschap!"
"Ik weet wel waar ze bloeit," zei een gelukkige moeder, die met haar zuigeling aan het ziekbed van de koningin kwam. "Ik weet waar de mooiste roos te vinden is. Die bloeit op de blozende wangen van mijn lieve kind, als het, gesterkt door de slaap, zijn oogjes opent en mij met zijn hele liefde toelacht!"
"Mooi is die roos, maar er is er één die nog mooier is!" zei het lied. "Veel mooier!" zei één van de vrouwen. "Ik heb haar gezien, er bestaat geen verhevener, gewijder roos, maar ze was bleek, als de bladeren van de theeroos. Op de wangen van de koningin heb ik die gezien. Ze had haar koningskroon afgezet en ze liep zelf die lange, droevige nacht met haar zieke kind rond, huilde erom, kuste het en bad tot God voor haar kind, zoals een moeder in het uur van angst bidt."
"Heilig en wonderbaarlijk in haar macht is de witte roos van het verdriet, maar ook die is het niet! Nee, de mooiste roos heb ik voor Gods altaar gezien," zei de vrome, oude bisschop. "Ik zag haar stralen als het gezicht van een engel. De jonge meisjes gingen naar het Avondmaal, vernieuwden het verbond van hun doop en er bloeiden rozen en er verbleekten rozen op die frisse wangen. Een jong meisje stond er. Ze keek met de volle zuiverheid en liefde van een ziel op naar haar God. Dat was de uitdrukking van de zuiverste en hoogste liefde!"
"Gezegend is die liefde," zei het lied, "maar niemand van jullie heeft de mooiste roos van de wereld nog genoemd."
Toen kwam er een kind het vertrek binnen, het zoontje van de koningin. Hij had tranen in zijn ogen en op zijn wangen. Hij droeg een groot opengeslagen boek, ingebonden in fluweel en met grote zilveren sloten. "Moeder!" zei het kleintje. "Moet je horen wat ik heb gelezen!"
Het kind ging bij het bed zitten en las voor uit het boek over degene die zichzelf aan de dood op het kruis overleverde om de mensen, ook de ongeboren geslachten, te verlossen. "Grotere liefde bestaat er niet!" En er ging een gloed van rozen over de wangen van de koningin, haar ogen werden heel groot en helder, want ze zag uit de bladzijden van het boek de mooiste roos van de wereld opstijgen, het beeld van die roos die ontsprong aan het bloed van Christus aan het kruishout. "Ik zie haar!" zei ze. "Nooit zal hij sterven die die roos heeft gezien, de mooiste van de wereld."