De vetkaars


The Tallow Candle


Het sputterde en spatte, terwijl de vlammen aan de ketel lekten; het was de wieg van de vetkaars – en uit de warme wieg rees een schitterende kaars; zo smetteloos wit en slank gevormd dat iedereen hem een lichte en stralende toekomst voorspelde – en dat hij echt alle beloften zou inlossen.
It sizzled and fizzled as the flames fired the cauldron.. it was the Tallow Candle's cradle - and out of the warm cradle came a flawless candle; solid, shining white and slim it was formed in a way that made everyone who saw it believe that it was a promise of a bright and radiant future – promises that everyone who looked on believed it would really want to keep and fulfil.

Het schaap – een schattig schaapje – was de moeder van de kaars en de smeltkroes was zijn vader. Van zijn moeder had hij zijn stralend witte lijf en gevoel voor het leven, en van zijn vader had hij een allesverterend verlangen naar het vuur, dat hem zijn leven lang zou doen 'stralen'.
The sheep – a fine little sheep – was the candle's mother, and the melting pot its father. Its mother had given it a shiny white body and an inkling about life, but from its father it had been given a craving for the flaming fire that would eventually go through its marrow and bone and shine for it in life.

Ja, zo was hij gemaakt en gegroeid, toen hij zich met de hoogste en lichtste verwachtingen in het leven stortte. Daar ontmoette hij zo wonderbaarlijk veel andere schepselen, waarmee hij zich inliet, omdat hij het leven wilde leren kennen – in de hoop zijn eigen plek daarin te vinden. Maar hij was te onbevangen, de wereld gaf alleen om zichzelf en helemaal niets om de vetkaars. De wereld begreep niet wat de kaars voor nut had, en gebruikte hem daarom alleen maar voor haar eigen doeleinden en pakte de kaars verkeerd beet; zwarte vingers maakten steeds grotere vlekken op het maagdelijk wit, dat gaandeweg verdween onder het vuil van de buitenwereld, waarmee hij veel te nauw in aanraking was gekomen, meer dan hij kon verdragen. Het verschil tussen rein en onrein kon hij niet maken, maar diep van binnen was hij nog onschuldig en onbedorven.
That's how it was born and had grown; and with the best and brightest anticipation cast itself into existence. There it met so many, many strange creations that it became involved with, wanting to learn about life – and perhaps find the place where it would best fit in. But it had too much faith in the world that only cared about itself, and not at all about the Tallow Candle. A world that failed to understand the value of the candle, and thus tried to use it for its own benefit, holding the candle wrongly; black fingers leaving bigger and bigger blemishes on its pristine white innocence which eventually faded away, completely covered by the dirt of a surrounding world that had come much too close; much closer than the candle could endure, as it had been unable to tell grime from purity – although it remained pristine and unspoiled inside.

Toen zijn valse vrienden zagen dat ze zijn ziel niet konden raken, gooiden ze hem weg als een nutteloos ding.
False friends found they could not reach its inner self and angrily cast the candle away as useless.

Maar de zwarte buitenkant stootte alle goede vrienden af, ze waren bang dat het zwart zou afgeven, en dat ze besmeurd zouden worden – en dus bleven ze op een afstand.
The filthy outer shell kept all the good away – scared as they were to be tainted with grime and blemishes – and they stayed away.

Daar stond nu die arme vetkaars, alleen en verlaten. Hij wist zich geen raad. Het drong tot hem door dat hij verstoten was door het goede en dat hij slechts een werktuig in handen van het slechte was geweest. Hij voelde zich zo oneindig ongelukkig, omdat hij een nutteloos leven had geleid, ja zelfs het mooie in zijn omgeving had bezoedeld. Hij begreep niet waarom hij gemaakt was, waarom hij op aarde moest zijn – om misschien uiteindelijk zichzelf en anderen te gronde te richten.
So there was the poor Tallow Candle, solitary and left alone, at a loss at what to do. Rejected by the good, it now realised it had only been a tool to further the wicked. It felt so unbelievably unhappy, because it had spent its life to no good end – in fact it had perhaps sullied the better parts of its surroundings. It just could not determine why it had been created or where it belonged; why it had been put on this earth – perhaps to end up ruining itself and others.

Hij dacht steeds dieper na, maar hoe meer hij nadacht, hoe mismoediger hij werd, want hij zag nergens iets goeds, geen echte betekenis, of een doel dat hem met zijn geboorte was meegegeven. Het was alsof de zwarte laag ook zijn ogen had bedekt.
More and more, and deeper and deeper, it contemplated – but the more it considered itself, the more despondent it became, finding nothing good, no real substance for itself, no real goal for the existence it had been given at its birth. As if the grimy cape had also covered its eyes.

Maar toen ontmoette hij een vlammetje, een tondeldoos. Die kende de kaars beter dan de kaars zichzelf kende; want de tondeldoos zag zo helder – dwars door de buitenkant – en daar binnenin zag hij zoveel goeds; daarom kwam hij dichterbij en het werd de kaars licht te moede; hij ontbrandde en zijn hart smolt.
But then it met a little flame, a tinder box. It knew the candle better than the Tallow Candle knew itself. The tinder box had such a clear view – straight through the outer shell – and inside it found so much good. It came closer and there was bright expectation in the candle – it lit and its heart melted.

De vlam lichtte op – als een vreugdefakkel bij een bruiloft. Alles om hem heen werd licht en helder, en dat opende de weg voor zijn omgeving, voor zijn echte vrienden – die nu de waarheid in de gloed van de kaars konden zien.
Out burst the flame, like the triumphant torch of a blissful wedding. Light burst out bright and clear all around, bathing the way forward with light for its surroundings – its true friends – who were now able to seek truth in the glow of the candle.

Maar ook zijn lijf was sterk genoeg om de brandende vlam te dragen. Druppel voor druppel, rond en vol, als de kiemen van nieuw leven, droop het kaarsvet omlaag en bedekte het oude vuil.
The body too was strong enough to give sustenance to the fiery flame. One drop upon another, like the seeds of a new life, trickled round and chubby down the candle, covering the old grime with their bodies.

Het was niet alleen de lichamelijke maar ook de geestelijke oogst van de bruiloft.
They were not just the bodily, but also the spiritual issue of the marriage.

En de vetkaars had zijn plek in het leven gevonden- en had laten zien dat hij een echte kaars was, die nog lang zou schijnen voor zijn eigen genoegen en dat van de schepselen om hem heen.
And the Tallow Candle had found its right place in life – and shown that it was a real candle, and went on to shine for many a year, pleasing itself and the other creations around it.