Het geluk kan in een stukje hout liggen


Luck may lie in a pin


Nu ga ik een verhaaltje over het geluk vertellen. Het geluk kennen we allemaal.
Sommigen zien het jaar in, jaar uit, anderen alleen in sommige jaren, of maar één dag. Er zijn zelfs mensen die het maar één keer in hun leven zien, maar het tegenkomen doen we allemaal.
Ik hoef natuurlijk niet te vertellen, want dat weet iedereen, dat Onze-Lieve-Heer de kleine kindertjes stuurt en ze in hun moeders schoot legt - of dat nou in een rijk kasteel of in een behaaglijke kamer is, of op een open veld waar de koude wind blaast. Maar niet iedereen weet, terwijl het toch vaststaat, dat Onze-Lieve-Heer als Hij een kindje brengt, ook een geschenk van het geluk meebrengt. Maar dat legt Hij er niet open en bloot naast.
Dat legt Hij ergens in de wereld waar je het minst op het idee komt om het te zoeken. Toch wordt het altijd gevonden en dat is ook het prettige er van. Het kan wel in een appel zijn gestopt. Dat was het geval voor een geleerd man die Newton heette. De appel viel van de boom en zo vond hij zijn geluk. Ken je dat verhaal niet, vraag dan iemand die het kent, het je te vertellen. Ik heb een ander verhaal te vertellen en dat is een verhaal over een peer.
Er was eens een arme man, die in armoede was geboren en in armoede was opgegroeid, en met die achtergrond was hij getrouwd. Hij was trouwens bankwerker van beroep en hij maakte vooral paraplu-stokken en paraplu-ringen, maar hij had nauwelijks genoeg om van te leven.
'Ik vind het geluk nooit," zei hij. Dit is een waar gebeurd verhaal en ik kan je het land en de plaats noemen waar die man woonde, maar dat doet er niet toe.
Er groeiden zure, rode bessen als een kostbare versiering voor zijn huis en in zijn tuin, waar ook een perenboom in stond. Er groeide niet één peer aan en toch zat het geluk in die perenboom, in de onzichtbare peren aan die boom.
Op een nacht stormde het echt vreselijk.
In de krant stond dat de grote diligence door de storm van de weg werd getild en als een vod weer neergegooid. Dus hoeft het je niet te verbazen dat er een grote tak van de perenboom afbrak.
De tak werd in de werkplaats gelegd en de man maakte er voor de grap een grote peer van, en toen nog een grote, daarop een kleinere en toen een paar hele kleintjes.
De boom moest toch één keer peren krijgen, zei de man, en hij gaf ze aan zijn kinderen om er mee te spelen.
Aan de levensbehoeften in een nat land mag een paraplu niet ontbreken. Het hele huis bezat er maar één, voor gemeenschappelijk gebruik. Als de wind te hard blies, dan klapte de paraplu binnenste buiten. Hij brak zelfs een paar keer, maar de man maakte hem meteen weer in orde. Maar het vervelende was dat het knopje dat de paraplu bij elkaar moest houden als hij dichtgeklapt was, er veel te vaak af sprong of dat de ring die eromheen werd geschoven, stuk ging.
Op een dag brak het knopje af. De man zocht het op de grond, maar vond daar een van de allerkleinste peertjes die hij had gemaakt en die de kinderen hadden gekregen om mee te spelen.
'Dat knopje is niet te vinden," zei de man, "maar dit dingetje kan ook wel dienen."Toen boorde hij er een gaatje in, trok daar een lusje door en het kleine peertje paste precies in de gebroken ring. Eigenlijk was het de beste sluiting die de paraplu ooit had gehad.
Toen de man het volgend jaar paraplu-stokken naar de hoofdstad moest sturen, waar hij dat soort dingen leverde, stuurde hij ook een paar van zijn zelfgemaakte houten peertjes met een halve ring eraan, met het verzoek ze eens te proberen. En zo kwamen ze in Amerika terecht. Daar merkten ze al gauw dat het kleine peertje veel beter hield dan andere knopjes, dus toen verlangden ze van de koopman dat alle volgende paraplu's een klein peertje als sluiting kregen.
Nou, toen kwam er werk aan de winkel! Duizenden peren! Houten peren aan alle paraplu's. De man moest aan de slag. Hij stond maar aan zijn draaibank. De hele perenboom ging op aan kleine peertjes.
Dat leverde een aardig centje op, of liever een bom duiten.
'In die perenboom zat mijn geluk!" zei de man. Hij kreeg een grote werkplaats met knechts en leerlingen. Hij had altijd een goed humeur en zei: "Het geluk kan in een stukje hout liggen!" Dat zeg ik, die dit verhaal vertel, ook.
Er bestaat een gezegde: 'Neem een wit stokje in je mond, dan ben je onzichtbaar,' maar dat moet dan wel uit het juiste hout zijn gesneden, dat ons door Onze-Lieve-Heer als geluksgeschenk wordt gegeven. Dat heb ik gekregen en ik kan net als die man ergens klinkende munt uit slaan, blinkend goud, het allermooiste goud, dat je uit kinderogen tegemoet straalt, dat je uit de kindermond hoort en ook van vader en moeder. Zij lezen mijn verhalen en ik sta midden in de kamer bij hen, maar onzichtbaar, want ik heb dat witte stokje in mijn mond. En wanneer ik dan het gevoel heb dat ze blij zijn met wat ik ze te vertellen heb, dan zeg ik ook: "het geluk kan in een stukje hout liggen."
A Story Told For My Young American Friends
I'll tell you a story about luck. All of us know what it is to be lucky. Some know good luck day in, day out; others only now and then in their lucky seasons; and there are some people who know it only once in a lifetime. But luck comes at some time or other to us all.
Now I needn't tell you what everyone knows, that it's God who puts little children in their mother's lap; maybe in a nobleman's castle, maybe in a workingman's home, or maybe in the open field where the cold wind blows. What you may not know, though it's just as true, is that when God leaves the child he always leaves it a lucky piece. He doesn't put this where the child is born, but tucks it away in some odd corner of the earth where we least expect it. Yes, you can rest assured that it always turns up, sooner or later, and that is nice to know.
This lucky piece may turn out to be an apple. That was the case with one man, a scholar called Newton. The apple fell into his lap, and his luck came with it. If you don't know the story, get someone to tell it to you. I've a different story to tell, about a pear.
Once there was a man born poor, bred poor, and married without a penny. By the way, he was a turner by trade, but as he made nothing except umbrella handles and umbrella rings, he earned only enough money to live from hand to mouth.
"I'll never find my luck," he used to say.
Now this is a Gospel true story. It really happened. I could name the man's county and his town, but that isn't important. Wild service berries, with their red, sour fruit, grew around his house and garden as if they were the richest ornament. However, in the garden was also a pear tree. It had never borne fruit; yet the man's luck lay hidden in the tree, in the shape of a pear not yet to be seen.
One night the wind blew in a terrible gale. In the next town men said that the great mail coach was lifted from one side of the road to the other as easily as a rag, so it was not to be wondered at that a large branch was torn from the pear tree. The branch was brought into the workshop and, just as a joke, the turner made from it wooden pears, big, little, and middle-sized.
"For once my tree has borne pears," he smiled, and gave them to his children for playthings.
Among the necessities of life are umbrellas, especially in lands where it rains a lot. But the turner's family had only one umbrella between them. When the wind blew hard, their umbrella would blow inside out. Sometimes it would break, and luckily the man knew how to mend it. However, with the button and loop that held the umbrella closed, things went from bad to worse. The button would always fly off just as they thought they had the umbrella neatly folded.
One day it popped off, and the turner hunted for it everywhere. In a crack of the floor he came across one of the smallest pears he had given his children for a toy.
"If I can't find the button," he said, "I'll make this do." He fitted a string through it, and the little pear buttoned up the umbrella to perfection. It was the best umbrella fastener that ever was seen.
The next time the turner sent umbrella handles and umbrella rings to the city, he added several of the small wooden pears. They were fitted to a few new umbrellas, and put with a thousand others on a ship bound for America. Americans catch on very quickly. They saw that the little pears held better than the other umbrella buttons, and the merchant gave orders that all the umbrellas sent to him henceforth should be fastened with little wooden pears.
There was work for you - thousands of pears to be made for all the umbrellas that went to America. The turner turned them out wholesale, until the whole pear tree was used up making little wooden pears. They brought pennies that grew into dollars. There was no end to the money he made.
"My luck was in that pear tree all along," the man said. Soon he had a great factory with plenty of workmen to help him. Now that he always had time for joke he would say, "Good luck may lie in a pin."
And I who tell this story say so too, for it's a true proverb in Denmark that if you put a white pin in your mouth you'll be invisible. But it must be the right sort of pin, a lucky piece from God's own hand. I have one of them, and whenever I come to America, that new world so far away and yet so near me, I'll always carry that pin. Already my words have gone there. The ocean rolls toward America, and the wind blows that way. Any day I can be where my stories are read, and perhaps see the glitter of ringing gold - the gold that is best of all, which shines in children's eyes, or rings from their lips and the lips of their grown-ups. I and in all my friends' homes, even though they don't see me. I have the white pin in my mouth.
And luck may lie in a pin.