De halsboord


El cuello de camisa


Er was eens een keurige meneer, wiens hele inboedel bestond uit een laarzenknecht en een kam, maar hij bezat de prachtigste halsboord van de wereld, en over die boord zullen we een geschiedenis te horen krijgen. De boord was nu zo oud geworden dat hij erover dacht te trouwen, en toen wilde het toeval dat hij met een kousenband in één was terechtkwam.
Érase una vez un caballero muy elegante, que por todo equipaje poseía un calzador y un peine; pero tenía un cuello de camisa que era el más notable del mundo entero; y la historia de este cuello es la que vamos a relatar. El cuello tenía ya la edad suficiente para pensar en casarse, y he aquí que en el cesto de la ropa coincidió con una liga.

"Nee," zei de boord, "nog nooit heb ik zó iets slanks, fijns, zachts en liefelijks gezien! Mag ik vragen hoe u heet?"
Dijo el cuello: "Jamás vi a nadie tan esbelto, distinguido y lindo. ¿Me permite que le pregunte su nombre?"

"Dat zeg ik niet!" zei de kousenband.
"¡No se lo diré!" respondió la liga.

"Waar komt u vandaan?" vroeg de boord.
"¿Dónde vive, pues?" insistió el cuello.

Maar de kousenband was erg schuchter en vond dat toch wel een wonderlijke vraag.
Pero la liga era muy tímida, y pensó que la pregunta era algo extraña y que no debía contestarla.

"U bent zeker een ceintuur!" zei de halsboord, "zo'n band die onder de kleren gedragen wordt! Ik zie 't wel. U dient zowel voor gemak als voor de mooiigheid, mejonkvrouwe!"
"¿Es usted un cinturón, verdad?" dijo el cuello, "¿una especie de cinturón interior? Bien veo, mi simpática señorita, que es una prenda tanto de utilidad como de adorno."

"U mag niet tot mij spreken!" zei de kousenband. "Ik geloof niet dat ik daartoe aanleiding gegeven heb!"
"¡Haga el favor de no dirigirme la palabra!" dijo la liga. "No creo que le haya dado pie para hacerlo."

"Toch wel, als men zo mooi is als u!" zei de boord, "dat is aanleiding genoeg!"
"Sí, me lo ha dado. Cuando se es tan bonita," replicó el cuello, "no hace falta más motivo."

"Houd op met mij zo na te komen!" zei de kousenband, "u ziet er zo mannelijk uit!"
"¡No se acerque tanto!" exclamó la liga. "¡Parece usted tan varonil!"

"Ik ben ook een keurige meneer!" zei de boord. "Ik heb laarzenknecht en kam!" Maar dat was niet waar, het was zijn meester die ze bezat, maar hij schepte ermee op.
"Soy también un caballero fino," dijo el cuello, "tengo un calzador y un peine." Lo cual no era verdad, pues quien los tenía era su dueño; pero le gustaba vanagloriarse.

"Kom mij niet te na!" zei de kousenband, "dat ben ik niet gewoon!"
"¡No se acerque tanto!" repitió la liga. "No estoy acostumbrada."

"Preutsheid!" zei de halsboord, en toen werden zij uit de was gehaald, gesteven, op een stoel in de zon gehangen en op de strijkplank gelegd; en toen kwam het gloeiende ijzer.
"¡Qué remilgada!" dijo el cuello con tono burlón, pero en éstas los sacaron del cesto, los almidonaron y, después de haberlos colgado al sol sobre el respaldo de una silla, fueron colocados en la tabla de planchar; y llegó la plancha caliente.

"Vrouw!" zei de boord, "lieve weduwvrouw! Ik word helemaal warm! Ik word een ander mens, ik kom helemaal uit de plooi, u brandt gaten in mij! Au! Wilt u met mij trouwen?"
"¡Mi querida señora," exclamaba el cuello, "mi querida señora! ¡Qué calor siento! ¡Si no soy yo mismo! ¡Si cambio totalmente de forma! ¡Me va a quemar; va a hacerme un agujero! ¡Huy! ¿Quiere casarse conmigo?"

"Vod," zei het strijkijzer, en ging trots over de boord heen, want die verbeeldde zich dat hij een stoomketel was die op de rails wagens moest gaan trekken.
"¡Harapo!" replicó la plancha, corriendo orgullosamente por encima del cuello; se imaginaba ser una caldera de vapor, una locomotora que arrastraba los vagones de un tren.

"Vod!" zei hij.
"¡Harapo!" repitió.

De boord rafelde een beetje aan de kanten, en toen kwam de papierschaar en die moest de rafels wegknippen.
El cuello quedó un poco deshilachado de los bordes; por eso acudió la tijera a cortar los hilos.

"O!" zei de boord, "u bent zeker eerste danseres. Wat kunt u uw benen strekken! Zo iets moois heb ik nog nooit gezien, dat kan niemand u nadoen!"
"¡Oh!" exclamó el cuello, "usted debe de ser primera bailarina, ¿verdad? ¡Cómo sabe estirar las piernas! Es lo más encantador que he visto. Nadie sería capaz de imitarla."

"Dat weet ik!" zei de schaar.
"Ya lo sé," respondió la tijera.

"U verdiende gravin te zijn!" zei de halsboord, "alles wat ik bezit is een keurige meneer, een laarzenknecht en een kam. Och, was ik maar graaf!"
"¡Merecería ser condesa!" dijo el cuello. "Todo lo que poseo es un señor distinguido, un calzador y un peine. ¡Si tuviese también un condado!"

"Wou jij met me trouwen!" zei de schaar, want ze werd boos, en toen gaf ze hem een flinke knip, zodat de boord geen dienst meer kon doen.
"¿Se me está declarando, el asqueroso?" exclamó la tijera, y, enfadada, le propinó un corte que lo dejó inservible.

"Nu moet ik maar de kam ten huwelijk vragen. Het is merkwaardig, hoe u al uw tanden behoudt, mejuffrouw!" zei de halsboord. "Hebt u er nooit aan gedacht u te verloven?"
"Al fin tendré que solicitar la mano del peine. ¡Es admirable cómo conserva usted todos los dientes, mi querida señorita!" dijo el cuello. "¿No ha pensado nunca en casarse?"

"Zeker, daar kunt u van op aan!" zei de kam, "ik ben toch immers met de laarzenknecht verloofd."
"¡Claro, ya puede figurárselo!" contestó el peine. "Seguramente habrá oído que estoy prometida con el calzador."

"Verloofd!" zei de boord; nu was er niemand meer te vragen en toen kreeg hij er genoeg van.
"¡Prometida!" suspiró el cuello; y como no había nadie más a quien declararse, se las dio en decir mal del matrimonio.

Een hele tijd ging voorbij; toen kwam de halsboord in de kist terecht bij de papiermolenaar, waar een heel lompengezelschap bijeen was, beschaafden en onbeschaafden, ieder apart, zoals het hoort. Zij hadden allen veel te vertellen, maar de halsboord het ie was een echte opschepper.
Pasó mucho tiempo, y el cuello fue a parar al almacén de un fabricante de papel. Había allí una nutrida compañía de harapos; los finos iban por su lado, los toscos por el suyo, como exige la corrección. Todos tenían muchas cosas que explicar, pero el cuello los superaba a todos, pues era un gran fanfarrón.

"Ik heb zo verschrikkelijk veel meisjes gehad!" zei de boord, "ik had geen rust. Ik was dan ook een hele meneer met al mijn stijfsel. En ik had een laarzenknecht en een kam, die ik nooit gebruikte. U had me toen eens moeten zien, wanneer ik op mijn zij lag! Nooit vergeet ik mijn eerste meisje, zij was een ceintuur, zo fijn, zo zacht en zo liefelijk, zij stortte zich, terwille van mij, in een kuip met water! En er was ook een weduwvrouw, die gloeiend werd, maar ik liet haar staan en zwart worden. En toen was er een eerste danseres die mij de snee gaf waar ik nu mee loop, zij was zo vals! Mijn eigen kam was verliefd op mij, zij verloor al haar tanden van liefdesverdriet. Ja, ik heb heel wat beleefd van dat soort dingen. Maar 't meeste medelijden heb ik met de kousenband, met de ceintuur bedoel ik, die in de waterkuip verdween. Ik heb heel wat op mijn geweten, ik moet nodig tot wit papier worden!"
"¡La de novias que he tenido!" decía. "No me dejaban un momento de reposo. Andaba yo hecho un petimetre en aquellos tiempos, siempre muy tieso y almidonado. Tenía además un calzador y un peine, que jamás utilicé. Tenían que haberme visto entonces, cuando me acicalaba para una fiesta. Nunca me olvidaré de mi primera novia; fue una cinturilla, delicada, elegante y muy linda; por mí se tiró a una bañera. Luego hubo una plancha que ardía por mi persona; pero no le hice caso y se volvió negra. Tuve también relaciones con una primera bailarina; ella me produjo la herida, cuya cicatriz conservo; ¡era terriblemente celosa! Mi propio peine se enamoró de mí; perdió todos los dientes de mal de amores. ¡Uf!, ¡la de aventuras que he corrido! Pero lo que más me duele es la liga, digo, la cinturilla, que se tiró a la bañera. ¡Cuántos pecados llevo sobre la conciencia! ¡Ya es tiempo de que me convierta en papel blanco!"

En dat werd hij ook, alle lompen werden wit papier, maar de halsboord werd juist dat stuk wit papier waarop deze vertelling gedrukt is. En dat kwam omdat hij achteraf vreselijk had gepocht op wat nooit gebeurd was. En daarom moeten wij eraan denken ons nooit zo te gedragen, want wij kunnen heus niet weten of wij ook niet eens in de lompenkist terechtkomen en tot wit papier gemaakt worden en onze hele geschiedenis erop gedrukt krijgen, zelfs onze geheimen, en ze dan zelf moeten rond vertellen net als de halsboord.
Y fue convertido en papel blanco, con todos los demás trapos; y el cuello es precisamente la hoja que aquí vemos, en la cual se imprimió su historia. Y le está bien empleado, por haberse jactado de cosas que no eran verdad. Tengámoslo en cuenta, para no comportarnos como él, pues en verdad no podemos saber si también nosotros iremos a dar algún día al saco de los trapos viejos y seremos convertidos en papel, y toda nuestra historia, aún lo más íntimo y secreto de ella, será impresa, y andaremos por esos mundos teniendo que contarla.